Zaterdag. Rond het middaguur. Links van me weerkaatst het zonlicht op natte zandbanken in de uitlopers van de Oosterschelde, rechts word ik vergezeld door mijn schaduw, die me volgt in het gras. Een paar kilometer verder ligt Bruinisse voor me. Af en toe raast er een auto of motor langs me op de N59.
Het ratelen van de ketting van mijn fiets klinkt alsof het muziek is. Ik bevind me in mijn eigen kleine tijdelijke wereldje. Een wereldje wat niet groter is dan 50 meter voor me en een paar meter om me heen. Ik ervaar geen moeheid. Alles draait zonder moeite. Dit is voor mij het perfecte moment. Ik voel me één met mijn fiets, het asfalt, de omgeving. Mijn hoofd is leeg. Dit moet “zen op de fiets” zijn.